hoofdstuk 5
motoren
Motoren, ik heb er niets mee. Elektrisch dat valt wel mee, maar zodra er enige vloeistof aan te pas komt is het aan mij niet besteed.
Motoren, ze doen het gewoon niet (behalve die elektrische dan, want die weet ik wel te reparen). Vieze stinkende motoren, daar gaat het om. Het lijkt wel of ze het van me weten. Ze weten gewoon dat ik ze haat. Daarom willen ze niet bij mij.
Motoren, ze zijn nog niet zo lang in mijn leven. Toen ik in de grote stad woonde kon alles elektrisch of op de fiets. De tram kwam overal, met de bus hoefde je zelden. Alleen het schoolreisje op school, of de luilaktocht van de speeltuin hadden een bus nodig.
Motoren had je niet nodig. Met de trein kon je naar oma. Oma woonde vlak om de hoek bij het Hollandsche Spoor. Wanneer je naar de zee ging, kon je met een trammetje. Een elektrische PCC-car, gelijk aan die je nooit op de tv ziet wanneer je een tram in LA ziet rijden.
Motoren kwamen pas een paar jaar geleden. Toen ik mijn rijbewijs ging halen. Een rijbewijs ambieerde ik nooit. Mijn aversie tegen motoren ging zover dat ik nooit een rijbewijs nodig dacht te hebben. Door carrièreplanning van mijn toenmalige vrouw is het rijbewijs er dan toch gekomen. Twee jaar lang lessen a 50 gulden elke week een keer. Mijn aversie was tevens een verborgen angst, of was mijn angst de aversie? Who knows.
Motoren, toen de het rijbewijs er eenmaal was begonnen ze me te vinden, die motoren. Nooit last van ze gehad, maar toen ik eenmaal voor de eerste keer een op vloeistof voortgedreven automotor zelfstandig wilde gebruiken, had hij meteen in de gaten dat ik een hater was. Huren had ik gedacht, ja dat doe je wanneer je net je rijbewijs hebt en je wilt nog eens in het derde jaar oefenen zonder dat er iemand naast je zit. Een tram had ik op mijn 13 al eens bestuurd, dat ging feilloos, maar een automotor zelfstandig?
Huren dus. De eerste de beste citoëngagare binnengestapt en nee hoor, niets te huur, "we verhuren niet aan mensen die net hun rijbewijs hebben, dat moet je eerst een jaar hebben" Crap, hoe moet je dan oefenen? De volgende garages bij wie ik informeerde bleken al opgestookt te zijn door de daar gehuisveste motoren. "Nee, dat dekt de verzekering niet", "Te risicovol" en meer van die 18 jarige onzin, ik was per slot van rekening al twee keer zou oud en zou ik dan geen auto kunnen besturen? Zou ik direct de joy-rider uit gaan hangen, dacht het niet!
Motoren. Ze hadden de boel in de gaten. Na 36 jaar wraak. Dan maar een auto geleend. Van mijn broertje. Een Renault. Een degelijke franse auto, zonder veel autopech. Ja dat dacht je. De eerste rit die ik maakte vanuit de randstad naar het oosten van het land. Midden in de route kwam mijn eerste motorenpech. De auto stopte. De motor had zij wraak. Wegenwacht gebeld. Uur gewacht. De WW- beambte keek naar de motor en haalde een houten stok uit zijn vehikel, met een hamen. Zette de stok ergens op de motor en sloeg met de hamer op het ander eind. "Zo, dat was het." Zei hij. En startte de motor. "U kunt weer verder".
Motoren, ik heb ze nooit begrepen, die zuipende verslavende klompen uitgeboord en gegoten metaal.
De tweede keer was een andere geleende auto, een echte, een die al wat jaren meeging. Die van voor de revolutie. Een Amazone-Volvo 344. Hoop lawaai. Hoop gas geven. En niet vooruit te branden. Op naar België. Dit was de eerste keer dat de motor mij niet in de steek liet. Heb hem meteen terug gepakt. Volgeladen met dikke platte stenen, die we aan de weg gevonden hadden, zij we teruggereden. De vering was zoek, maar de motor bleef gaan. Gewoon voeren. Twee keer zo veel eten als op de heenweg, maar er was dan toch een hele vierkante meter stenen mee vervoerd.
Motoren bleven in mijn leven. Een baantje waar ze motoren bij nodig hadden had ik eigenlijk niet veel later dan mijn rijbewijs. Ik ging in de IT. Daar waar de lease-bakken de overhand hebben. Snelle en vurige motoren voor gladde jongens. Daar houden ze van, die motoren.
Mijn eerste klus was een eind weg. In Maastricht. Vanuit de Rijmond een heel eind. Met een Swift van Suzuki. Dat kreng. Ze moest me wel hebben. Een hoop gezeur en gekrijs wanneer ik op haar tenen ging staan. Snel kon ze wel, maar je kon jezelf niet meer verstaan. Ik heb haar misbruikt. Ik had geen zin meer om mezelf ook te misbruiken, toen ik na de tweede week tegen mijn baas zei dat ik de proeftijd wel voor gezien hield wanneer hij me nog een week langer in dat krijsende kreng zou laten rijden.
De volgende week stond er een Volkswagen Passat Variant klaar. Een dikke-duitser-wagen. Had natuurlijk iets meer spierballen als zij, maakte ook minder lawaai, en voelde stevig aan. Een echte mannenwagen. Ik voelde me een hele vertegenwoordiger.
Dat het een stationwagen was, kwam geheel door het feit dat ik de wagen mocht oprijden omdat er een ex-collega was bijgekomen. Eindelijk iets dat het deed.
Motoren had ik nog nooit gebruikt om mee op vakantie te gaan. Een enkele busreis en lift daargelaten. Dus met de Passat op vakantie. Vrouw en twee kinderen, bolderwagen, koelbox, tenten, stoelen, en de hele rimram, mikman, en klerezooi. Mijn vakanties waren voorheen altijd zeer sober. Fietsvakantie naar Portugal, België en de Ardennen. Zeilen in friesland. Wandelen in Engeland. Treinreisjes door het hele land. Bagage had je dan niet veel. Je moest het allemaal zelf sjouwen. Nu niet. Alles kon mee. Auto moest vol. Zelfs de achterbank met twee kleine kinderen zat vol met zooi. Tot dekbedden aan toe.
Motoren hebben me altijd al willen hebben. Ook deze eerste vakantie. Midden in de vakantie op weg van Zeeland naar Drenthe, (We maakten ook direct gebruik van alle wegen in Nederland) kwam de pech. De motor stopte. Een vieze stinkende lucht kwam uit de motorkap. Niets werkte meer. Dus de wegenwacht maar weer gebeld. In een Hittegolf zonder schaduw stonden we daar te wachten op de takelwagen. De auto moest naar de garage.
Motoren, een prehistorischer vervoermiddel is er eigenlijk niet. Dat geschakel en gepiel aan die knopjes. Als automatiseerder en automatiekjunk (niet als krokettentrekker, maar als verslaafde aan automatisch werkende machines), heb ik het altijd al vreemd gevonden dan een automobiel zoveel overbodige handelingen nodig heeft om te laten rijden. Wat zou er makkelijker zijn als gaan zitten, handen allebei aan het stuur, druk op het gaspedaal en gaan met die banaan. Remmen, stoppen, uitstappen. Niets geen pookjes, versnellingen, startsleutels, benzine tanken, olie controleren en meer. Gewoon rijden.
Ik ben met nooit meer man gaan voelen wanneer ik een versnellingspookje ter beschikking had. Nooit stoerder geworden terwijl ik het gaspedaal helemaal intrapte. Dat had ik trouwens zo geleerd. Toen ik voor het eerst de snelweg op moest, bij afslag Schiedam, zei de instructeur: "helemaal intrappen dat gaspedaal, zo snel mogelijk op snelheid komen, niet treuzelen" Dus dat gevoel van stoerheid werd bij mij al meteen gecombineerd met een angst om me tussen al die gevaarlijk hongerig hunkerende motoren te begeven.
Het heeft me maar een jaar gekost om de smaak te pakken te krijgen. Nog een jaar om te oefenen en daarna begon het ergeren aan medeweggebruikers die met een vaartje van 50 km per uur op een autosnelweg gaan invoegen. Snel rechts voorbij. Dat mag bij vierkante blokken. Probleem weg, ergernis achter gelaten.
Motoren, nu ben ik afhankelijk van ze geworden. Ik woon inmiddels op een afgelegen boerderij in het Drentse moeras. Daar kom je alleen lopend of met de fiets. Een buurtbus rijdt vier maal per dag, 4,5 dagen in de week en nooit wanneer jij wilt. De motoren hebben me te pakken. Dat is wat de motoren eigenlijk willen: complete afhankelijkheid. Afhankelijkheid van vieze stinkende gassen en vloeistoffen, olie en vet, lawaai en claustrofobie.
Motoren, op een boerderij zijn er zat. Boeren boeren met trekkers. Vroeger met paarden, nu zijn ze afhankelijk van groene diesel in plaats van haver. Het land moet geploegd, het gras moet gemaaid. Gras maaien doe je normaal met een grasmaaimachine. Zo een machine waar je aan het begin van het seizoen een klap op moet geven, omdat de messen vastgeroest zitten. Een grasmaaier waar je je ongans tegen moet duwen om door het veel te lange gras te komen. Ook de moestuin moet omgeploegd. De takken moeten gesnipperd en de slootkanten moeten gesnoeid. Ploegen kun je met de hand. Spitten noem je dat. Ga maar eens een landje van 10*30 spitten, terwijl je geen detentie hebt. Dat moet sneller kunnen. Dus de toevlucht genomen tot motoren. Een hobbyboerenploegfreesje op twee wielen. Nieuw veel te duur, dus eerst maar eens tweedehands proberen. Tweedehands spullen kunnen je trouwens ook vaak een oor aan naaien. Dat gebeurde dus nu. De hobbyboerenploegfrees op twee wielen stond netjes met reserveonderdelen bij een verafgelegen buur via een advertentie op me te wachten. Om te demonstreren dat hij het meteen deed, deed hij het meteen. Dat was meteen de laatste keer. De koop gesloten. Prima voor de ploegerei. Thuis gekomen startte het onding meteen en werd direct door mij ingezet voor het detentiewerk.
Motoren houden niet van detentie, dus stopte het kreng meteen. Vieze handen maken dan maar. Het heeft niet mogen baten. Door een hand vol verschillende mensen met motorenverstand onder handen genomen, bleef het kreng stil. Een enkele sputter daargelaten, maar geen twee meter meer geploegd. Nieuwe ontsteking, afstelling, benzine, tweetakt, luchtfilter, en de hele mieterse boel. Go? No-Go!
Motoren, ik zie ze nog steeds niet zitten. Ze zien mij nog steeds niet zitten. Het gras moest ook nog gemaaid. Nu heeft de buurman een zitmaaier. Een motor met een maaiblad aan de onderkant en wieltjes die de boel laten rijden. Een prijzig ding. Dat schaf je niet zomaar aan. Mijn vrouw wilde dolgraag een nieuwe hebben, na het debacle van de hobbyboerenploegfrees. De buurman is een echte Drent en weet wat nabuurschap is, dus maaide hij af en toe het gazon. Het probleem van de aanschaf heb ik net zo lang kunnen uitstellen tot mijn vrouw van me wilde scheiden.
Motoren bleven toch komen. Een hakselaar. Tweede hands. Tweede poging. Startte direct bij de verkoper. Thuisgekomen toch wel moeilijker. Hakselen is eigenlijk nooit veel gebeurd. Het bleek dat de gemeentegroenjongens graag hun twaalf kuub lentesnoeiselhaksel bij ons wilden storten. Beter te veel dan te weinig. De hakselaarmotor houdt van een lui leven.
Motoren worden tegenwoordig ook ingezet waar de boer vroeger zijn zeis voor gebruikte. Een bosmaaier of motorzeis zoals de belgen zeggen. Geen tweede hans spul meer, dus een nieuwe. De bosmaaier werd zoals alle apparatuur, op de manier die een goed voorbereide consument betaamt, aangeschaft. Een nieuw apparaat moet toch meteen starten. Dat deed ik wel, maar met moeite. Enige voorlichting van de buurman was noodzakelijk. Wanneer het ding eenmaal aan was ging alles goed. Alleen zuipen en lawaai maken is een euvel dat ze nog hebben, voor de rest van mij geen geklaag. Totdat de brandstof op is. Vieze stinkende olie mengen met benzine. Overal naast. Milieuvervuiling dus. Dan op naar de tweede ronde, want met een tankje doe je niet veel. Starten gaat moeizaam. De warme motor is lam gezopen en uitgeput. Wil niet meer voor mij werken.
Motoren, ik heb er niets mee. Elektrisch dat valt wel mee, maar zodra er enige vloeistof aan te pas komt is het aan mij niet besteed.
Motoren, ze doen het gewoon niet (behalve die elektrische dan, want die weet ik wel te reparen). Vieze stinkende motoren, daar gaat het om. Het lijkt wel of ze het van me weten. Ze weten gewoon dat ik ze haat. Daarom willen ze niet bij mij.
Motoren. De bosmaaier heeft met net twee blaren bezorgt van het voor de tweede keer aantrekken. Een tweede tankje kan hij niet meer aan. Ik ook niet meer. De winkel waar ik het ding gekocht heb is op maandag en dinsdag gesloten. Ik heb op vandaag op maandag vrij genomen. Mijn lease-bak-motor had een beurt nodig. Ik ook.