Hoofdstuk 3
Ze kronkelde van genot. Ik had haar ontmoet aan de kassa vaneen dancing in Friesland. Er was iets vanaf het moment dat ik haar zag. Eigenlijk keek ik niet, maar hoorde haar. Zesprak anders dan anderen. Een manier die ik niet herkende. Ze verkocht toegang tot. Het was een boerderij, je kon er iedereen ontmoeten die met een zeilbootje op de Friese meren aan het zeilen was en 's avonds zin had in wat vertier.
We waren 20. Hij had een zeilboot. We waren al een paar jaarbekend met elkaar. We kenden elkaar van de studentenvereniging. Een gezelligheidsvereniging. Niet het Corps, daar hadden we een antipathie voor. We gingen 's-zomers met elkaar op vakantie, soms met een hele club, wij bleven dan wat langer. In latere jaren ook met zijn tweeeen. Hij was een mooie jongen, blond haar met blauwe ogen. Een type waar vrouwen op vallen, en dat lukte meestal wel. Ik was een verlegen geval. Hij ook eigenlijk. Welke jongens waren niet op zoek naar een leuke meid, wij dus ook, wat doe je anders op vakantie in Friesland. Genoeg meiden waren er wel. Wij liepen meestal wel tegen een stelletje vriendinnen op. Meestal bleef het bij een hoop lol en gekeuvel. Hij had die charme die een vrouw aantrekkelijk vindt. Hij zei nooit zoveel. Het was zo dat ik meestal de gesprekken begon. Wanneer wij een leuk koppel tegenkwamen waren de blikken tussen hem en haar meestal wel uitgewisseld. We stapten er op af en ik begon dan een conversatie met de vriendin. Meestal gekeuvel en grapjes. Hij met zijn feminiene aantrekkingskracht had haar dan direct met een vinger in zijn macht. Onbewust dan wel, want we waren immers alle twee verlegen studenten. Het geheel was een krachtenspel dat zich geheel in het virtuele afspeelde.
Ik had haar al eens gezien het jaar daarvoor. Ze had
eenbepaalde aantrekkingskracht. Een stoer type. Een jongensachtig
voorkomen. Ze werkte overdag in eenhotel-restaurant. Bedden
opmaken, overdag aan de bar en 'savonds in de dancing. Een
vermoeiend bestaan, met veel lol en weinig beloning. Haar
domicilie was in hetzelfde hotel. Vorig jaar een plotselinge
aantrekking. Dit jaar had ik plots een andere uitwisseling. Wij
spraken met elkaar op eenmanier die ons beide aansprak. Ik had
wat minder chroom daardoor en we raakten aan elkaar. Ze had ook
een vriendin. Dit keer werkte de koppeling andersom.Ze had van
haar vader een zeilboot gekregen, een Randmeer. Wij sliepen daar
twee weken. Overdag zeilen met hem en/ofhaar en haar vriendin en
's nachts, na de disko ging ik weguit onze 16kwadraat en dook bij
haar de Randmeer in.
Plotseling was ze daar. Ze stond voor mijn deur. Bleef. We waren
verknocht aan elkaar. Deelden mijn eenpersoonsmatrasdat was
uitgebreid met 3 kussens van een oud-vuil-bank.Binnen mijn
rommelige studentenbestaan was zij een helderester. Ik was net
aan een nieuwe studie begonnen en gingvroeg naar college. Kwam
veel te laat. Wanneer ik op hetpunt stond de deur uit te gaan,
pakte ze me beet en evenlater rollebolden we over de dekens. Met
een geurige walm omme heen vertrok ik dan naar de TH.
Ze hielp met het uitwerken van mijn scripties, dat vond ze leuk.
We waren gelukkig. Zo plotseling als ze kwam, was ze ook weer
weg. Werken.Werken in een gemeenschap met moeilijk opvoedbare
jongens.Het moest uit. Ze kon daar geen vriendjes hebben, want ze
moest intern en dat was te lastig. Ik begreep er niets van.Veel
brieven schrijven en liefdestranen die vloeidenrijkelijk. Ze was
hard. Ze was altijd al hard geweest. Het jongensachtige in haar
was het harde. Ik had daar doorheen gezien. Zij kwam op mij over
als een meisje dat ik heel veel liefde kon geven en dat gebeurde
ook. Het bleek toch te bedreigend voor haar. Het harde had ze om
zich heen ter bescherming. Een muurtje, dat jongensachtige. Ik
slechtte die en de herinnering aan de eerste steenlegging was te
duidelijk. De muur moest weer omhoog.Het werd me pas jaren later
duidelijk waarom.
Het leven ging door. De dokter zei dat ik een 'saturdaynight arm' had. Erop geslapen waarschijnlijk met mijn zatte kop. En daardoorwaren er zenuwen afgekneld. De dokter was een echte bal. Hij had bij het corps gezeten en hielp nu studenten en burgers als huisarts. Dacht dat alle studenten zopen.Met een flinke partij codeine werd ik naar huis gestuurd. Drie maanden lang in een mitella en codeine slikken.Langzaam ging het over. Het moest slijten. Het was het verdriet dat in mijn arm zat. Ik zat met mijn nieuwe vlam op het terras. Ze kwam op me af,ze wilde met me praten. Ik was haar vergeten en herkendehaar direct. "Nee, geen zin in" zei ik en zo plotseling alsze kwam was ze weer weg. Ik had geen verdriet, maar wasverliefd. En wilde niet herinnerd worden aan de periode die ik vergeten was.
Mijn nieuwe vlam was plotseling ontstoken. Ze zat met haarvriendin in een jongerencentrum annex studentencafé. Een voorloper van de huidige coffeeshops. In de rokerige muziek zaten we te wachten tot er weer eenbandje ging spelen. Ik ging er elk weekend heen, je eigenkroegentocht. Soms alleen, je kende immers overal mensen. Mijn verlegenheid was in de loop der jaren iets minder geworden. Soms met vrienden van de vereniging. We zagen ze zitten. We raakten aan de praat. Op een bepaalde manier sprak ze me aan. Ze was spontaan, een gezicht met acne en een heerlijke lach. Er was iets dat klikte. Plotseling zaten we midden in de nacht met een fles rode wijn aan een Delftse gracht. Het was goed, we waren gelukkig. Toen ik bij haar langs kwam, de volgende dag, lag ze in bed. Ze had net thee gezet. Een geel getint kamertje in eenstudentenflat was haar domicilie. Tijdelijk van een kennis. Ze was net weer verhuisd. Haar oude vlam was gedoofd. De nieuwe in aantocht. Binnen een week woonde ze bij mij, ik had een grote kamer en een tweepersoonsbed. Dat bed kwam goed van pas. Het was een prima stek. Ze dronk prikkelwijn uit mijn navel en ik at van haar fruit. Fantastische sorbets. Perzik met pruim of banaan. We experimenteerden, we waren jong en nieuwsgierig. Ze was een spontane meid, zonder scrupules. Jalousie kenden we niet, ik had genoeg aan haar. Zijn niet genoeg aan mij. Het waren twee heerlijke jaren. Wij lazen dezelfde boeken, maakten dezelfde grappen, voelden dezelfde dingen.
Op de club zat een meisje. Ze was geen studente. Ze was meegenomen door de kok die daar kookte. Hij zorgde goed voorons. Joris gaf hij ook te eten. En 's Avonds bijons op de club. Hij kocht in en kookte. Ik waste af, daar verdiende ik een maaltijd mee plus genoeg om weer te kunnen stappen. Het meisje was zijn buurmeisje. Uit Nootdorp. Een dorpje waar niets te beleven valt behalve voor paardenmensen. Draverijen. Het meisje kwam regelmatig eten,kende nog niemand in Delft en had het gezien in haar dorp. Ze was op zoek. Ze kon zich nu zelf ontplooien. Ze had het naar haar zin tussen de jongens.Delft was toen nog min of meer een jongensstad. Vrouwen waren er niet veel. Ik zelf had daar niet zo'n last van. Mijn beste vrienden waren vrouwen. Het bleef platonisch. Ik viel alleen op meisjes waar ik mee kon praten. Alle anderen dachten dat ik de grote versierder was. Niets was minder waar. Ik was een scheiterd. Zij had geen moeite met het afhouden van de jongens. Het wasal een unicum dat we er eentje op de club hadden, het waseen aanzetje tot uitbreiding van het vrouwelijke deel van devereniging. Dat koesterden we. Ze had het erg naar haar zin. Geen last van de mannelijke oerbehoeften. Die onderdrukten we. We waren allemaal vrienden.We deelden gedachten en wijsheden onder het drinken en we gingen laat naar bed, of niet. We voelden ons geemancipeerde mannen. Het femisme was aanwezig in de wereld. Wij probeerden de vrouwen te voorzien van ontkrachtende voorbeelden. Het vrouwenstrijden bleek van een de grote aantrekingskracht. Ze ging er helemaal in op. Ze leerde ons er een hoop over. Ze werd wijzer en kreeg de kracht om op pad te gaan. Na een relatie met een broer van onze jongens,een kraker in Amsterdam, bleek ze pot. Die waren daargenoeg. In Delft was het meer een bescherming, in Amsterdam echt. Zij voelde zich daar meer op haar gemak. We hebben haar nooit meer gezien.
Na twee jaar had ze het gezien. Ze ging naar haar nieuwe vriend. Bert. Ik kende hem niet, maar ik kende er zoveel niet. Niet interessant, wij hadden het immers goed. Ze wist van me dat ik niet jalours was en dat ze me altijd alles kon vertellen. Ik hoorde niets. Het was goed. Maar ze had erzelf grote moeite mee. Ze vond me te lief om mij pijn te doen met haar bedgenoten. Ze besloot op te stappen. Paslater hoorde ik van haar vrienden.Pijn en verdriet wilde ik niet, ik wist wat dat kon doen.Nam me voor er niet te lang bij stil te staan. De mitella was nog duidelijk te zien. Na een snik en een Winston. Nam ik mij voor om dan maar alleen te gaan. Alleen naar de verjaardag van haar beste vriendin. Ze ging zelf niet. Berts. lakens bleven warm.
Ik had haar al eerder gezien. Op bezoek bij ons. Een
leukecollega van haar werk. De meisjes in Delft hadden veelal
verzorgende beroepen. Jorisklanten of Woudies. Psychiatrie en
zwakzinnigenzorg. De lerarenopleiding was er niet of net niet. Ze
hoorde dat ik wel eens telefoons aanlegde. Of ik dat bij haar ook
kon doen. Ze had een truttig kanten bloesje aan. Ze was lang en
knap. Blond haar. Fors. Een vrouw waar alle mannen voor vallen.
Ze viel op mij. Toen ik de telefoon installeerde keek ze de
schroevendraaier uit mijn hand. Haar vriend keek toe. Binnen een
paar maanden woonden ze opzichzelf.
Met mijn ziel opgepakt en weer binnengebracht kwam ik op haar
verjaardag. 21. Een groot feest. Veel mensen. Leuke mensen.
Sommigen kende ik, anderen weer nieuw. Delft is niet zo groot. Ze
zag er erg sexy uit. Een kanten doorkijk blouse.Alle ogen waren
op haar. ie van haar raakten mij. Ze zij niet veel. Ze was de
liefde. De muziek kan ik me niet meer herrinneren, maar het was
erg close. De hele avond plakten we aan elkaar. De feestgangers
gingen maar niet weg. Het was gezellig.Alle meubels waren op de
gang gezet. De bank stond in de gang. En stoelen er bovenop. Er
was net genoeg ruimte om erop nog op te kunnen liggen. Wij lagen
er. Aan elkaar geplakt. Er was genoeg ruimte. De feestgangers
gingen naar huis. Langzaam werd het stiller. Het was fijn. We
waren gelukkig. Binnen een jaar waren we getrouwd.
Tussen de grote vrouwen in mijn leven zaten ook kleine. Een
punkmeisje. Een lief jongensachtig meisje. We konden leuk praten.
Het klikte. Mijn verlegenheid speelde niet zo veel meer mee. Ze
was leuk. Ze woonde in een kraakpand. Een 19e eeuwse 3
verdiepingen tellend pand. De muren warendoorgebroken. Ramen soms
stuk. Electriciteit afgetapt.Waterleidingen provisorisch aan de
muren. Het was niet erg. Je had immers een dak boven je hoofd.
Daar kwam ik regelmatig. Ik voelde me aangetrokken tot haar. Ze
had vervelende dingen meegemaakt. Misbruik. Ze was jong, eenjaar
of 15. Ze had bescherming nodig. Ze wilde een trui voormij
breien. Ik maakte een patroon van Appel en kocht katoen. Ze wilde
bij me blijven. Ik was lief voor haar. Ik was gelukkig.
Die ochtend was direct de laatste. Ze wilde niet meer blijven. Ze
wilde niet met een homo. Een echte kerel neukt namelijk direct.
Het was voor haar niet wat ze gewend was. Ik heb haar nooit meer
gezien.