HET BOEK

hoofdstuk 1

Ik heb altijd al een boek willen schrijven, maar dan dacht ik: "dat kan ik niet". Je mag zeker niet beginnen met 'ik' en aangezien in de eerste zin 'ik' al drie keer voorkomt en in de tweede zin ook, kan ik er maar beter mee ophouden.

Waar moet dat boek dan overgaan? Over mezelf? Een autobiografie? Daar vindt ik met niet interressant genoeg voor. Over de wereld? Dat is veel te veel, en wat ik daar over zou willen schrijven is allemaal al geschreven. Over een interressant onderwerp, zoals wichelroedelopen? Daar weet ik te weinig vanaf, maar ik ken wel iemand die dat kan. Een paar weken geleden kreeg ik de mogelijkheid om eens van dichtbij mee te maken. Hij was bij mijn ex. Althans bijna mijn ex, de scheiding is nog niet officieel uitgesproken door de rechter, maar dat ter zijde. Daar was ie dus, ze had last van aardstralen. Je ziet, een wazig figuur die aanstaande boekenschrijver, laat zich in met wichelroeden en aardstralen. Aardstralen in haar nieuwe rijtjeshuis. Daar kon ze niet goed slapen. Om de aardstralen te dempen had ze al koperen potjes en kandelaars onder haar bed gelegd, maar dat hielp niet genoeg.
Hoe ze de man was tegengekomen weet ik niet, maar het zij zo. Min of meer toevallig kwam ik langs, ik weet niet meer waarom, om mijn was op te halen, die ze nog steeds voor mij draaide in de splinternieuwe wasmachine, die ze bij de scheiding meegenomen had. Zolang ze niet klaagde had ik er geen probleem mee. Problemen heb ik niet veel meer, ik laat ze nu bij de schenkers.

Het valt me op wanneer je een boek wilt gaan schrijven en je hebt het nooit gedaan, zelfs geen letter, je niet weet waar het over moet gaan. Nu ik eenmaal een halve bladzijde heb geschreven vraag ik mij af: "zou ik net zo'n dik boek kunnen schrijven als Harry?", waarschijnlijk wel. Terwijl je aan het tikken bent komen er allerlei ideeen en flarden in je op, die je eigelijk aan het papier toe zou willen vertrouwen. Je kunt ze opschrijven, maar dan spring je zo van de hak op de tak. Zou ik dan toch een autobiografie moeten maken, die zijn meestal chronologisch. Wanneer ik dat niet doe, dat chronologische, dan wordt het best verward eigenlijk.
Moet ik dan m‚t de tekstverwerker gaan zitten 'cutten' en 'pasten'? En weer komt er een flard waar ik over zou kunnen vertellen. Even bij het laatste onderwerp blijven, die wichelroedeloper komt straks wel weer. Wanneer je een boek schrijft moet je er volgens mij vanuit gaan dat andere mensen het gaan lezen, dus moet het over iets gaan dat de mensen interresseerd of waar ze iets uit kunnen leren, of bij weg kunnen dromen.

Een roman, over een dorpje in Drenthe? Een avonturenverhaal over een vakantie op Ameland, met verwikkelingen over een zoekgeraakte koffer? Een wetenschappelijke verhandeling? Ik heb geen enkele studie afgemaakt, dus een proefschrift heb ik nooit gemaakt. Een semi-wetenschappelijk verhaal zou ik wel kunnen houden, over buitenspectrale groenten, maar daar snappen maar weinig mensen wat van. Of op Internet, ja, ik zet het alvast op Internet. Surfen doe ik vaak, niet zo vaak als mailen, maar vaker dan anderen krijg ik de indruk wanneer ik mijn telefoonrekeningen bekijk.

Even teruglezen, is het nog leuk? Is het verwarrend?. . . .
Het is meer een soort column. Zou je daarmee moeten beginnen? Maar dan moet je toch elke week wel een nieuwe maken. Over een ander onderwerp.

Om te beginnen? Een dikke boekenschrijver, neem nou Vikam, die zit ook jaren te schrijven voordat ie op de laatste bladzijde is. Literaire studies heb ik nooit gelezen, dus ik zou niet weten hoe een echte schrijver schrijft. Die gast met die krulletjes, die in bars in New York heeft gewerkt, van het afgelopen boekenweekgeschenk, die verteld volgens mij ook maar gewoon wat ie meemaakt. Zo een dun boekje zou misschien ook wel aardig zijn. Maar ik wil een dik boek, dat levert meer op. Ja, ik wil er wel geld mee verdienen, een prijs. Niet van 2000 gulden ofzo, maar meteen de hoofdprijs, om lekker nieuwe boeken te schrijven zonder dat je naar je werk moet. Een baantje zoals ik nu heb zit er niet veel in. Ik zit nu achter een terminal en ik ben maar gewoon begonnen met mijn eerste boek, omdat er geen werk is. Verborgen werkeloosheid a raison van 125 gulden per uur. Ik wou dat ik dat kreeg voor uit me neus eten. Dit boek gaat niet over de wereld, dat zou te saai worden, en dan zou niemand het lezen. Daar zijn we over uit. Mijn ego en ik.

Toch lekker op dreef he lezer, of lezeres? Wie zouden mijn boeken kopen, vrouwen of mannen? Schrijf je voor een bepaalde doelgroep? En welke dan? Bijstandstrekkers, New Age-o-fielen, (dat sluit mekaar niet uit toch?), Ministers, Wetenschappers, Huisvrouwen, Hoogbegaafden? Het is pauze, ik ga even naar de kantine, tussen de collega's. Zie je in de volgende alinea.

Dat was wel weer lachen, gelukkig zitten er hier mensen waar wel mee te lachen valt, niet van die storome moppen, daar houdt ik niet van, maar gewoon dubbelzinnig dingen. Niet pervers ofzo, maar dubbel zinnig. "How late is the meeting? Ten thirty. Ja zeuren doet ie altijd" van die moppen dus. Een tafelgenoot, verteld wel eens de clou van de mop, zonder de mop. Das dus ook wel leuk. Ook over persoonlijke dingen, emoties wordt er wel gesproken, aan die kantinetafel dus. Niet over auto's of vrouwen of voetbal, hoewel voetbal wel, maar daar luister ik niet naar, lever alleen wel eens een steek onder water. Maar echte emotie. Iemand wilde de partij Emocraten98 oprichten, om meer de emotionele kant van de politiek te benaderen. De mensen gaat het om emotie tegenwo¢rdig, vroeger noemden ze dat 'feeling'. Gevoelens is nog een beetje taboe. Althans, velen weten er niet mee om te gaan. Zelf ben ik in een bepaald traject gekomen waar ik beter met mijn gevoelens om leer te gaan. Vroeger dacht ik daar niet zo aan. Ik ben een denker, een ENFP. Zegt je niets natuurlijk, maar kijk eens op www.keirsey.com. Ja, waarom niet. Waarom geen linkje in een boek? Kun je niet met je muis op klikken. Kan wel, maar dan gebeurt er niets. Vinden ze wel weer een leespen voor uit, kun je vanuit je boek meteen op internet voor de voetnoten. Wat een geweldige ontdekking, die houden we erin. Moet ik meteen een leespen leveren bij mijn boek. Een denker ben ik, geen doenen. Hoewel, ben nu toch een boek aan het schrijven. Had ik nooit van mezelf gedacht dat dat ook nog een zou gebeuren! De uitgever moet maar voor die leespen zorgen, of iemand inhuren die dat even maakt. Hoeft niet veel te kosten, een paar gulden, en wat software. Software dat maak ik, lucht is het, niets, maar de hele wereld hangt ermee aan elkaar. De hele wereld is lucht. Virtueel noem je dat tegenwoorig. Iets dat er moet zijn, er is, maar je ziet het niet en als het er niet is, dat werkt het niet meer. Bijna netzo als wichelroede lopen, das ook virtueel.

Je ziet dat het er is, maar je weet niet waarom. Wanneer de aarstraal weg is dan slaat de wichelroede niet uit. Aardstralen zijn virtueel. Gevoel ook, je weet dat er iets is, maar je kan het niet pakken. Wij zijn virtueel. Dit boek is ook virtueel, het is er alleen nog op de computer, een AS/400. Compleet virtueel. Pas als het af is dan wordt het echt. Op papier moet het, van bomen of oude katoen, dat is tastbaar, daar kun je iets mee, met letters van inkt, in plaats van oplichtend fosfor. Met een durkfout, die niet onderstreept wordt door een fliebeltje. Das echt, dat is tastbaar. Ja, er moet een drukfout in staan, anders is het niet echt. Een echt boek heeft papieren bladzijden, met een drukfout, eentje maar, anders is het geen goed boek.
En een omslag, eentje van glimmend papier, met een foto, nee geen foto van mezelf, maar gewoon een leuke foto. Het echte boek heeft een egale kaft, met alleen de titel: HET BOEK. De titel heb ik zomaar verzonnen, dat was het eerste dat ik opschreef. Virtueel. Ja, uit mijn gevoel in de computer getikt. Toppunt van virtualiteit. Dus moet ik ook virtueel zijn, anders vat ik het niet. Of kun je als tastbaarheid ook virtuele dingen doorgeven?

Overlezen, voor mijn gevoel verzand ik in gezwets. Mag dat niet dan, het is mijn boek, ik schrijf mijn boek. Maar het moet toch wat opleveren, lezers krijgen. Is dat de hoofdzaak? Gaat het niet om het schrijven alleen dan. Mijn psycholoog zei al: "schrijf het op, schrijf het van je af", "maar je moet het zelf doen". Daar snap je niets van totdat je afgestudeerd bent, of totdat je het meemaakt. Ben ik dan nu zover dat ik het meemaak, dat ik het meemaak dat ik een boek schrijf? Niet dat ik het idee heb er eentje te gaan schrijven, maar echt?
Misschien kan ik erna een werkboek uit laten geven, een werkboek waarin iedereen de antwoorden op mijn vragen kan geven, en dat ik dan die werkboeken nakijk. Voor geld natuurlijk, we gaan voor het geld. Das in. De beurs. De AEX loopt op, iedereen belegt. Virtueel rijk worden. Maar je kunt er wel een hoop mee doen. Toch stort het in. Met 1 aandeel koninklijke olie kom je niet ver Bo. Je kunt daar dan ook niets aan veliezen. We zouden het niet over de wereld hebben, mijn ego en ik.

Die wichelroedeloper, die is echt. Hij zij:"Hier, houdt maar vast, nee, zo, ja, en da&127 nu mij een hand geven". Het stuk ijzerdraad tolde rond. Ik schrok er zowaar van. Gedachten flitsten door mij heen. "Doet hij dat, nee, dat kan niet", "hoe kan ie nou draaien, hij doet het niet". De wichelroede draade met een snelheid van 4-5 omwentelingen per seconden door onze handen. Onbegrijpbaar en ongrijpbaar. Natuurlijk is het wel te begrijpen, maar er is nog niemand die het me heeft uitgelegd. Is er eigenlijk wel iemand die het me kan uitleggen? Die het de wereld kan uitleggen? Nee, ongeloof, dat kun je niet uitleggen, dat moet je voelen. Geloof hoef je niet te voelen, dat is er, dat is tastbaar, maar ongeloof, dat is virtueel. Geloven doe je pas als je het gezien hebt. Of het nu het licht is of een botsing. Dan kun je geloven dat iets echt is. Ongeloof niet, dat is lucht.

Ik moet zeggen, nu ik het weer heb overgelezen, dat het toch wel aardig lukt. Moet ik dan elke keer alles overlezen, tot ik op bladzij 400 ben, dat is geen doen. Daarom duurt het zo lang een,boek te schrijven. Dat. schrijven is zo gebeurt, het teruglezen en overlezen neemt zoveel tijd in beslag. Of houdt je daar mee op, doe je dat alleen in het begin. En hoeveel bladzijden maak je per dag? Stel ik schrijf een boek van 400 bladzijden, of 600 nee 547. Dan elke dag 3 blaadjes, dan ben ik in een half jaar klaar. Vakanties, weekeinden, geen zin, dan misschien een jaar. Das wel te doen. Op een dag de dubbele produktie, dat kan natuurlijk ook wel eens voorkomen. Op mijn laptop, dat doe ik. Op mijn laptop schrijf ik verder. Vandaag nog even op deze terminal en dan verder op de concretisering van de virtualiteit, een draagbare computer. Een nieuwe zou ik krijgen, een Pentium? Nu heb ik er eentje uit een vorig tijdperk. Al afgeschreven. Niet gewonnen in de verloting. Kon je dezelfde voor 1 gulden kopen, mits je lootje getrokken werd. Toch getekend voor 3600 gulden. Over virtualiteit gesproken.

"Die kuikens zaten alleen aan de randen van de schuur, en in de hoeken.
In het midden zaten ze niet. Ze drukten elkaar dood, maar kwamen niet in het midden van de schuur". 6000 kuikens. Scharrellaars, los in een grote schuur, met genoeg ruimte, vertelde hij. De kuikenhouder, kippenboer noemden ze dat vroeger, wist niet wat te doen. Dus de wichelroedeloper er maar bijgehaald. Die wist het wel.
Hij bouwde trafo'tjes. De eerste kocht ie. Later ging die ze zelf maken. Waarvan weet ik niet, maar hij vertelde dat hij expirimenteerde met de grondstoffen en dan steeds uitproberen. Telkens uitproberen of het werkte. En het werkte steeds beter. Nu heeft hij de ultime trafo gevonden. Wat het doet weet ie niet, maar het werkt. Hij heeft iets virtueels ondekt. Ongelofelijk.
Hij begroef ze dan buiten, buiten de schuur, buiten in de voortuin en de achtertuin. De aardstralen werden afgebogen, geabsorbeerd. Weg waren ze. Het helpt. Hoe weet niemand. Misschien weet iemand het wel, maar die heeft het nog niet uit kunnen leggen. De wereld ligt nog in ongeloof daaromtrend. "Aardstralen bestaan niet" Dat klopt. Ze bestaan niet ze zij virtueel, maar ze zijn er wel. Dat geloof ik, dus is het zo. En het geloof kun je niet van iemand afnemen. Daar hebben we recht op.
Die man zou ik kunnen intervieuwen. Met een bandrecorder, of iets kleiners, of mijn laptop. Moet kunnen. Dan een boek schrijven over zijn verhalen. Een bestseller. Althans voor de wazigen. Maar die weten het al, het gaat erom de ongelovigen te benaderen. Die doelgroep moet mijn doelgroep zijn. En dan niet de hele tijd over god ouwehoeren, maar gewoon over geloof. Geloof in dingen en gevoelens en emoties en ongeloof. Aardstralen, buitenspectrale groenten, zoekgeraakte koffers. Zo, even de laatste alinea afgemaakt. Intussen is er werk, brood op de plank, neus leeg, er moet weer geprogrammeerd worden. Zal wel weer een uurtje werk zijn, en dan de hele middag er over doen. Tot zo, tot de volgende alinea.

Wanneer begin je eigenlijk met een nieuw hoofdstuk? Moet het dan ergens anders over gaan, of hangt het af van het aantal bladzijden dat je hebt geproduceerd? Ik ben echt een onbenul op dat gebied. Het beste dat ik kan doen is het begin van mijn boek even aan iemand laten lezen die ook schrijft. Gelukkig heb ik pas kennis gemaakt met Irene, die schrijft boeken. Ja, de prinses, van de bomen. Geintje, een andere. Is het toeval dat mijn broer in de haar straat woont, ik haar boek gelezen heb en ik met haar kennis gemaakt heb. Wat is Irene volgens de kabbalah, 6. Wat betekend dat nu weer 666? Kunnen jullie me volgen? Is het toeval dat ik laatst iemand sprak die het daar over had? Moet ik doorgaan? Geloof is waar, ik geloof het niet, dus is het virtueel. Weg als je er-tegen blaast. Lucht is het. Ja, ik mail het naar haar toe, kan zij de eerste bladzijden lezen. Becommentarieren. Zij schrijft zelf ook. Vertelde ze me laatst via e-mail dat ik altijd one-liners gebruikte voor dat ze me In Real Live had ontmoet. Vindt ze me een suffert omdat ik geen lange epistels schrijf als iemand commentaar op met heeft, maar alleen in een one-liner antwoord, deed ie daarvoor ook al. Voor de ontmoeting dus. Mijn reden is dat ik aan het commentaar dat ik krijg op mijn e-mail bericht geen afbreuk wil doen, omdat het dan afbreuk doet aan de persoon die het schrijft. Die schrijft over zichzelf, en ik kan daar niet over oordelen, daarom een enkele regel als antwoord.
Net als met kritiek op toneel of boeken of televisie. Je hoort wel eens dat men daar geen acht op geeft. Daar komt het dus door, het is iets van de criticus zelf, daar kun je niets aan veranderen. Negeren hoeft niet, maar het is niet jou probleem, het is dat van de schenker.
Je kunt er wel van leren, niet van de kritiek, maar van de ander. Leren hoe je daar mee om moet gaan, en hoeveel de ander van jou verschilt. Je kunt dingen.herkennen die jezelf al hebt meegemaakt, maar ook dingen die je nog moet meemaken. Op dat moment. Je maakt het mee op datzelfde moment. Tijdens die kritiek. En dan denk je ja hij heeft gelijk. Ik geef het toe. Klaar. En dan komt die one-liner. Je kunt ook denken: "hij is er nog niet aan toe, ik heb dat al meegemaakt, maar hij komt er zelf wel achter". Vrouwen ook. Vrouwen zijn precies hetzelfde. Alleen anders. Bezorgder.

Zij mag mijn boek het eerste lezen, in ieder geval het begin. Wanneer het goed is ga ik verder. Wanneer het niet goed is ook. Mijn eigen zin doe ik. Eindelijk mijn eigen zin. In 11 jaar niet zo mijn eigen zin gedaan. Nu uit mezelf het boek aan het schrijven, mijn eerste boek. Advies kan ik wel gebruiken, maar dan is het advies dat van de persoon die het geeft, heb ik daar wat aan? Ik moet er toch zelf achter komen. Ze schrijft ook boeken, waarover weet ik niet. Zijn ze uitgegeven? Zou ik een tipje van haar manuscript mogen oplichten?
Wou dat ik thuis zat, hier verveel ik met dood. Schrijven doe ik, dus ik doe niet niets. Zouden boeken uit verveling geschreven worden? Ik heb me nooit verveeld, nu wel. Komt dat door het boeken schrijven. Je schrijft je leeg, heb je niets meer om over na te denken. Plaats voor nieuwe dingen is er dan weer, ben benieuwd. Ben benieuwd wat er komt. Hoe beoordeeld een uitgever eigenlijk een manuscript. Leest ie dat helemaal door, of laat ie dat doen? Of alleen een paar bladzijden, at random. Het moet in een adem uit te lezen zijn, anders is het geen leuk boek. Interressant, of spannend. In ieder geval moet je nieuwsgierig blijven naar de volgende zin, naar de volgende alinea, hoofdstuk. Dit is pas het eerste hoofdstuk, ik ben benieuwd wanner het afgelopen is. Voorlopig niet. Het komt zoals het komt. Weer zo'n onliner. Een boekenschrijver moet ook nieuwsgierig blijven wat er komen gaat. Of je moet een boek schrijven over geneaologie zoals Lawrence. Dan moet je eerst vorsen. Op een rijtje zetten wat je wilt gaan schrijven. Er is wat voor te zeggen, maar zo'n boek lees je niet in een adem uit, en wanneer je aan het eind bent, ben je vergeten wat er in het begin staat. Er blijven wel dingen hangen, maar die zijn nooit zo naukeurig als in het onderzoek en het boek. Dan moet je oppassen dat je de boel niet verdraaid. Geef mij maar een boek waar je iets uit kan halen. Iets virtueels. Geen geboortedatum. Geen bewijs. Geen geloof. Ongeloof, dat moet er in een boek staan. Dat moet blijven hangen. Om over na te denken. Daar heb je wat aan. Je moet voelen dat je niet alles al hebt gehad, maar dat er nog wat komen gaat. Net als in het leven. Wat komt er in het leven? Sommige mensen weten het al. Die plennen. Die weten wat ze over een jaar gaan doen. Wat ze willen in de toekomst. Ik niet. Ik schrijf nu een boek over vandaag, sterker, over nu, daarnet en niet verder. Wat er komt staat achter de volgende zin, woord, achter de volgende letter. Net het leven zou moeten zijn. Nu doen en straks zien. Dat wordt interessant. Voor de schrijver en de lezer.

hoofdstuk 2

Zo zie je maar, ineens is het daar, het volgende hoofdstuk. Had je niet gedacht toch? Of wel, ben ik hetzelfde als jij, leef jij ook zo, schrijf jij ook boeken? Wilde je ooit beginnen? Doe het maar, iedereen doet het, waarom jij niet?
Een writersblock, daar is tie. Hoort erbij. Moet ik nu stoppen? Het boek gaat eigenlijk nergens over, of toch wel. Ja, virtualiteit, of is het virtueliteit, viriliteit? Viriel wel, maar ook gesteriliseerd. Welkom bij de club. Was wel grappig. Ze snijden je zak open en trekken daar die zaadleidingen uit. Leuke zuster, verpleegster. Je voelt niets, het zaakje is verdoofd, maar het oogt leuk. Flink trokken ze eraan. Enorm, want er moest echt een knoopje in. Beide eindjes omvouwen en een touwtje eromheen. Voor de eeuwigheid. Kan nooit meer gerepareerd. Hoeft ook niet, zuigen we gewoon een dna-tje uit je en klonen die hap. Nee laat maar. Hoeft voor mij niet. Te echt. Liever iets virtueels. Een donorcodicil, kan ik mijn zaad doneren. Moeten ze er wel snel bijzijn, meteen in de diepvries met die zak. Ik heb het ingevuld, maar nog niet opgestuurd. Doe ik wel. Ik heb er niet lang over hoeven nadenken. De reden van mijn keuze is mij niet geheel duidelijk. Maar sta er wel achter. Ik kan het niet uitleggen, of wil ik het niet uitleggen. Ik wil het wel, maar kan het niet. Het is een gevoel. Een gevoel geloof ik. Ik geloof het wel, dus is het zo. Dus een gevoel dat iemand anders met mijn hart rondloopt. Een hart schijnt maar een maximaal aantal slagen te kunnen maken, dus mag mijn hart in iemand die ouder is als ik. Niet jonger. Maar een ouder persoon gaat eerder dood dan een jonger. Althans, dat denk ik. Je gaat dood als je oud bent, niet als je jong bent. Dan blijf je leven tot je oud ben. Tenzij je ziek bent, dan heb je een nieuw hart nodig, van iemand die jonger is dan jij, niet ouder, dan ga je eerder dood, en dat wil je niet. Maar je ging toch al dood zonder nieuw hart, dus je mag niet klagen. Er is wel eerst iemand anders voor dood gegaan. Is dat niet erg. Je gaat over lijken. Jij wel. Ik niet. Ik wil een hart van iemand zoals ik, een boekenschrijver, iemand die niet weet wat het volgende woord is, iemand die zo leeft als ik. Iemand die leeft. Ik wil het hart van iemand die leeft. Onmogelijk. Over lijken, dan ga je over lijken, dat wil ik niet. Je kunt hier kritiek op hebben. Dat is jou kritiek, kan ik wat van leren, of jij van mij? Ik ga wel over lijken, mijn eigen lijk. Daarom vullen we een codicil in. Om over je eigen lijk te beschikken. Na je dood. Wat heb je daar nou aan. Je bent er niet meer, maar je wilt door? Doorgaan tot je helemaal geexploiteerd bent? Hart eruit, longen, ogen, zaad? Dood vlees is het, geen hart. Een hart is virtueel, kun je niet overplanten. Vlees wel, kun je naaien, knippen, plakken.

"Het geluid was dat van een schaar door een biefstuk" Daar kwam ik laatst achter toen ik een biefstukje in stukjes knipte boven de hete olie. Die knip blijft bij je. Interressant. Leuk zo'n operatie, maar dan dat dichtnaaien, daar werd ik toch wel even anders van. Mijn maag draaide zich om. Zo'n heerlijke kut, en dan daarin knippen en naaien. Naaien met naald en draad. Dat kan niet. Daar wordt je misselijk van. Te groot, ze was te groot. Haar hoofdje zat vastgezogen in een roestvrijstalen zuignap. Met een sissend geluid werd ze eruit getrokken. De knip was nodig. Anders zou het scheuren. En dan kon met moeilijk gerepareerd. Daarna was het anders. Het zou nooit meer hetzelfde zijn. Knippen en naaien in vlees. Dat veranderd een mens.

Zo moet het bij mij ook gegaan zijn, maar dan zonder knip. Gewoon eruit. Ik was te groot. Ik voelde met benauwd. Kon me niet meer bewegen. Alles deed zeer. Mijn borstkas, mijn nek, mijn hoofd. Mijn hoofd tegen die harde ribbels. Au. Shit, ik wil omdraaien, dat gaat niet. Benauwd. Ik heb het koud. Ik zit hier in een klein hokje en ik heb het koud. Volgens mijn inschatting was te temperatuur goed, maar toch had ik het koud. Ik miste iets. Iets virtueels. Wat weet ik niet. Nu wel, maar toen niet. Wel wist ik dat deze situatie zo snel mogelijk opgelost moest worden, maar hoe. Ik moest wat doen, maar wist niet wat. Ik moet wat doen, maar weet niet wat. Omdraaien kan ik niet. Uitrekken, ja, uitrekken moet ik. Het lukt niet. Te weinig ruimte om me uit te rekken. Wat dan? Wat moet ik doen. Ik krijg het benauwd. Ik haal geen adem, hoe kan ik het benauwd krijgen? Mijn longen zitten nog dicht, heb nog geen geluid gemaakt. Wel gehoord. Wat heb ik gehoord? Ruzie, muziek, gepraat, de kerkklokken, de wekker, kinderen, een fluitketel, schreeuwen, gestommel, water. Geluid heb ik wel gehoord, maar nog niet gemaakt. Ik wil kreunen, ik wil eruit. Maar opeens heb ik geen zin meer. Weg wil ik, waarom zit ik hier. Ik wil terug. Waarheen? Waar wil je heen, je kunt nergens heen. En terug, waar kwam je vandaan. Daar was het warm. Hier niet. Hier is het koud. Je wilt terug naar de warmte. Waar was dat, ik kan het me niet herinneren.

Het was warm op het strand. Bloedheet, 37 graden minstens. Lekker met zand spelen en water. De zee ruischte. Lekker ouderwets. Schoon helder zout zeewater. Met schelpen en geel zand, en een houten schepje. Het was druk. Een heleboel mensen liepen over het stand. Veel lagen er. Ik speelde in het zand. Helemaal alleen. Ik had ook niemand nodig. Het was fijn zo. Helemaal mijn eigen zin.