Sir Lawrence Gardener,

Oorsprong van de Graalkoningen

Hoofdstuk 12: Het erfgoed van het braakland

Sectie 2: Lilith en de draak

Omdat hij de broer van Enlil Jehovah was, werd er door de middeleeuwse kabbalisten naar Enki-Samael verwezen als de 'Andere God', en zijn huwelijk met Lilith is naar men zegt geregeld door Taninvar de blinde draak.4 Lilith was echter niet alleen de vrouw van Samael en de eerste echtgenote van Adam; van haar werd ook gezegd dat ze de partner van Jehova werd na de val van de tempel van Jeruzalem toen de Matronit (Asjtoreth-Anath) vermist raakte in aardse ballingschap. Hoewel ze de teugels van het Malchoet handen had, was Lilith waarnemend dienares van de Matronit, en Jehova scheen door de nieuwe verbintenis gedegradeerd. Met een citaat uit het boek Spreuken gispt de joodse Zohar Jehova erom dat hij de dienstmaagd 'erfgename van haar meesteres maakt en vraagt 'Waar is zijn eer? De koning zonder de Matronit wordt niet de koning genoemd!'5
Vanwege deze ongewenste verhouding werd Lilith verklaard tot een verdorven verleidster die Jehova met haar schoonheid en charme had betoverd. Vanaf de tijd van het tiende-eeuwse joodse document dat het Alfabet van Ben Sira wordt genoemd, groeide de haat van de Israëlieten tot zulke proporties uit dat ze in allerlei hoedanigheden afgeschilderd is, van een babydievegge tot een vampier. Afgezien daarvan komen de oudste vermeldingen van Lilith (soms Lili, Lilin, Lillake, Liloetoe of Lillette genoemd) uit het oude Soemerië, en een terracotta reliëf uit omstreeks 2000 v Chr. toont haar naakt en gevleugeld, met de poten van een uil, staande op twee leeuwen. Op haar hoofd zit de gewikkelde, veelhoornige kap van de Anoennaki van hoge rang,6 en in elke hand houdt ze de staf en de ring van de goddelijk toebedeelde rechtvaardigheid.7 De Staf van de Maat (of 'Regel', waar deze bestuurlijke term vandaan komt) en de Ring van de Eenheid waren belangrijke symbolen van de godgelijke wachters, en vanwege deze symbolen zegt de eminente semiticus dr. Raphael Patai over Lilith: 'Duidelijk is ze geen laag-bij-de-grondse duivelin (zoals ze afgeschilderd wordt door de latere Hebreeën), maar een godin die wilde dieren temt.8 Inderdaad was Lilith Prinses van de Onderwereld en komt ze voor, samen met Inanna (Anath), in het Epos van Gilgamesj. In een passage uit Tablet XII wordt gezegd dat Lilith haar huis heeft gemaakt binnen in een hoeloeppoe-boom ('waarschijnlijk een wilg', aldus de vertaling) die behoorde aan haar tante en meesteres Inanna.9 Aan de voet van de boom was het nest van een slang het embleem van Enki) en in de top zat het nest van Zoe de dondervogel.l0 Wat haar carrière aangaat, kwam geen enkele vrouwelijke Anoennaki zo ver op het pad van de roem als Lilith. Als de dochter van koning Nergal en koningin Eresj-Kigal van de Onderwereld was ze erfgename van het Malchoet, maar toch de aangewezen dienstmaagd van haar tante, koningin Inanna. In deze capaciteit was het haar taak om de mensen uit de straten van Oeroek te verzamelen en ze naar de ziggurat-tempel te brengen. Toen de Adâma (Adam, de aardling) werd geschapen door Enki en Nin-choersag werd Lilith aangewezen als zijn echtgenote, maar ze weigerde om zich te onderwerpen aan haar rol als echtgenote en vluchtte bij Adam vandaan om de bruid van Enki zelf te worden. Zoals eerder verklaard, werden Enki-Samael en Lilith in de talmoedische traditie gezamenlijk beschouwd als belichaming van de boom der kennis. In latere tij den werd Lilith, zo werd gezegd, geïncarneerd als Hagar, de Egyptische maîtresse van Abraham, als Zippora, de Midianietische vrouw van Mozes, en als de bekendste minnares van Salomo, de koningin van Scheba (1 Koningen 10). Ze klom toen op en werd de koningin en echtgenote van haar grootvader, Enlil Jehovah.
Zoals Anath, Isis, Kali en andere godinnen iguren was Lilith een paradox, omdat ze spiritueel tegelijkertijd licht en duister was - 'zwart maar mooi' - en ze wordt aldus weergegeven (in haar incarnatie als de koningin van Scheba) in het oudtestamentische Hooglied (1:5). In de Ginza, het heilige boek van de gnostische mandeeën uit Irak, wordt Lilith van de Onderwereld Lilith-Sariel genoemd, echtgenote van Manda d'Hayye, de Koning van het licht en de gnosis (de kennis van het leven).11 Hij was het equivalent Ahoera-Mazda uit Iran, de God van leven en licht, die Enki was voor de Soemeriërs en Samael voor de Hebreeën.
Van het allereerste begin van haar loopbaan werd Lilith beschouwd als een ongewoon vrije geest, en daarom werd ze door de mannelijkgedomineerde Hebreeën een demon genoemd: de oorspronkelijkefemmefatale. Ze werd 'de schone' genoemd, maar er werd van haar gezegd dat ze een promiscue verleidster was voor wie alle mannen moesten oppassen. 'Waarom zou ik onder jou liggen?' had ze geschreeuwd tegen Adam,l2 'Ik ben je gelijke!' Daarop vertelt de talmoed dat ze vertrekt naar de Rode Zee (beter de Rietzee of de Zee van de Riethalmen l3), 'een plaats van kwade reputatie'. Zelfs de drie engelen 'Senoy, Sansenoy en Semangelof die Jehova stuurde om haar op te halen, hadden geen succes bij hun missie.
De Hebreeën waren totaal niet gewend aan vastberaden, bevrijde vrouwen als Lilith en het is nauwelijks verbazingwekkend dat ze, ondanks alle wraakzuchtige dingen die over haar gezegd zijn, in de moderne tijd is opgedoken om de fundamentele ethiek van de vrouwelijke kansen te representeren. Maar in de eerste eeuw van de jaartelling waren de joden absoluut paranoïde over het gevaar van Lilith, en er werd zelfs gezegd dat ze een nachtelijke succuba was, die seksueel gebruik maakte van mannen terwijl ze sliepen. Ten einde preventieve maatregelen te nemen, decreteerde een zekere rabbi Hanina: 'Het is verboden voor een man om alleen in een huis te slapen, om te voorkomen dat Lilith hem te pakken krijgt!'
Het was door de manier waarop het j oodse geloof omsprong met de erfenis van Lilith dat het in de Middeleeuwen de belastering van Maria Magdalena l4 door de christelijke Kerk overtrof - en het was om precies dezelfde reden dat ze tot een verdorven hoer en een tovenares werd verklaard.l5 Terwijl Maria Magdalena de vrouw van Jezus was en de moeder van de heilige stamboom (de Sangréal) uit de eerste eeuw, was het met Lilith dat het allemaal begon, ongeveer 4000 j aar eerder. In feite is dat niet strikt waar, want het begon met Tiâmat, de koningin van de Apsû (de ondergrondse wateren),16 in oeroude tijden, maar Lilith was de oudere erfgename, wat de reden is waarom ze wordt vergeleken met een slang of een draak. In essentie waren de draak en de slang synoniem, omdat het woord 'draak' komt van het Griekse drak[o)n (wat 'slang' betekent), terwijl in Soemerië de woorden oesoemgal (draak) en mûs-oesoemgal (slang) prijzende metaforen waren voor een god of een koning.l7 De hiërarchen van de Anoennaki, Ningirsoe (Ninoerta) en Ningisjzida werden bijvoorbeeld omschreven als 'Grote Draken'.18
De gezamenlijke erfenis van de slang en de draak was die van de prehistorische krokodil, het heiligste van alle schepselen, en dat wat traditioneel aangeduid wordt met de slang moet niet verward worden met het kille en venijnige beeld dat wordt opgeroepen bij ons woord 'slang'.19 De heilige krokodil was Draco de machtige draak van het koningschap, waarnaar de Pendragons (hoofddraken) van de Britse Keltische koninkrijkenzo werden vernoemd vanaf de dagen van koning Cymbeline van Camu-lot (het heilige koninkrijk van het gebogen licht) in 10-17 n.Chr. tot aan Cadwaladr van Gwynedd (654-664), wiens dynastie de fameuze Rode Draak van Wales introduceerde.21
In het oude Egypte werden de farao's in de Mesopotamische traditie gezalfd met het vet van de heilige krokodil, die werd belichaamd door de god Sobek en de Messeh werd genoemd. In Mesopotamië was het equivalent als heilig dier de Mûs-hûs,22 een gigantische slangachtige viervoeter niet veel anders dan de grote varanen die nog gevonden worden in Afrika, Arabië en het Oosten, en de machtige 10 voet (3 meter) lange Komodo-varaan uit Indonesië.
Van de woorden Messeh en Mús-hûs is de Hebreeuwse stam MssH is afgeleid - de stam die (met de toevoeging van klinkers) het werkwoord masjiach (te zalven) en het zelfstandig naamwoord Messias (Meschiach), wat 'de Gezalfde' betekent - dat wil zeggen Koning of Christus (Grieks: Christos).23 Dit was een gewoonte die begon toen Enki de Adâma (koning Atabba) zalfde, een gebeurtenis die wordt vermeld in de archieven van farao Amenhotep III, die omstreeks 1400 v.Chr. regeerde. Hoewel de term 'Messias' algemeen wordt gebruikt voor Jezus, is het juister om te zeggen dat hij 'een' Messias was in plaats van 'de' Messias, want alle gezalfde koningen van de stamreeks waren Messiassen, zoals aangegeven wordt in Psalm 105 (vers 15), en Jezus bereikte zijn Messiaanse status pas toen hij gezalfd werd door de priesteres Maria Magdalena in Bethanië in maart 33 n.Chr.24 Als gezalfde Messiassen werden de vroege Sangréal-koningen geacht de geweldige strijdvaardigheid te hebben van de heilige krokodil - de koninklijke begaafdheid van de Messiaanse draak.25
In het boek Ezechiël (29:3) wordt de Egyptische farao 'de grote draak die ligt temidden van zijn rivieren' genoemd, en een overwinningslied ter ere van farao Toetmoses IrI zegt: 'Zie uwe majesteit, met de gelijkenis van een krokodil gevreesd in de wateren'.26
Krokodillen (draken), die voorkomen in de Nijl en de Palestijnse rivier de Zerka, werden niet alleen vereerd in centra zoals Krokodilopolis, Ombos, Koptos, Athribis en Thebe, maar ze werden ook gemummificeerd en geplaatst in koninklijke begraafplaatsen, samen met de farao's zelf.


4. Patai, R., The Hebrew Goddess, blz. 246.
5. Zohar 3:69.
6. Black, J., en Green, A., Gods, Demons and Symbols of Anctent Mesopotamia, blz.102.
7. De ring wordt soms afgebeeld als een cirkel van kralen, waarbij deze ook de goddelijke getallenleer symboliseert.
8. Patai, R., The Hebrew Goddess, blz. 222.
9. Kramer, S.N., Sumerian Mythology, blz. 33; en Heidel, A., The Gilgamesh Epic, blz. 94.
10. Jacobsen, T., The Treasures of Darkness, blz.132.
11. Begg, Ean C.M., The Cult of the Black Virgin, Arkana, Londen,1985, blz. 39.
12. Patai, R., The Hebrew Goddess, blz. 223.
13. Lemesurier, P., The Great Pyramid Decoded, blz. 274 en 294.
14. Gardner, L., Bloodline of the Holy Grail, passim.
15. Dit was geen ongebruikelijke beschrijving. In het Epos van Loegal-banda wordt zelfs Inanna Janath beschreven als een hoer, zoals dat bij de meeste godinnen op een of ander moment gebeurde. Zie ook Jacobsen, T., The Treasures of Darkness, blz.139.
16. Ibidem, blz.172.
17. Black, J., en Green, A., Gods, Demons and Symbols of Ancient Mesopotamia, blz. 71.
18. Mundkur, B., The Cult of the Serpent, blz. 286.
19. Ibidem, blz. 2.
20. Gardner, L., Bloodline of the Holy Grail, blz.179-191 en 204.
21. Complete Oxford D∓127ictionary, onderwerp: Dragon 7a.
22. Mundkur, B., The Cult of the Serpent, blz. 2 en 67.
23. Osman, A., The House of the Messiah, blz.151-152.
24. Gardner, L., Bloodline of the Holy Grail, blz. 66-73.
25. Ibidem, passim. De christelijke kerk-orthodoxie achtervolgde en vervolgde de Sangréal-(Heilige Graal-)dynastie van de Messiaanse stamboom uit koning David van Israël, en door dat te doen probeerden ze 'de Draak te doden'. Dit was een favoriet thema van de christelijke mythologie. Er was echter ook een andere draak - een pseudo-draak - en dat was de purperen Draak van het keizerlijke Rome. Deze draak wordt in het boek Openbaringen (12:7-9) in het Nieuwe Testament afgeschilderd als de vijand van de aartsengel Michaël. Net zoals keizer Constantijn de Grote in de vierde eeuw het vroeg-christelijke geloof usurpeerde, en het in de vorm van een tweeslachtige staatsgodsdienst, zo hadden de vroegere keizers ook de draak van het koningschap geüsurpeerd als het embleem van hun eigen keizerlijke standaard. Er is daarom vaak sprake van conflicterende identiteiten, en in sommige literaire romans kan het moeilij k zij n om te bepalen wie er tegen wie vecht.
26. Graves, R., en Patai, R., Hebrew Myths - Genesis, blz. 51.